Bargoense benamingen voor soorten sterke drank.
- Afzakkertje: laatste glaasje (brandewijn)
- Lichte angst: jonge borrel met angostura
- Dun: jenever
- Hassebassie: borrel
- Jajem: jenever
- Jan: jenever
- Jan Evert: jenever
- Kamelenrug: (zeer vol glas) jenever
- Kaptein: borrel
- Kaptein-luitenant: borrel en een glas bier
- Keiltje: glaasje jenever, borrel
- Koetsiertje: glaasje Hollandse cognac
- Kopstoot: glas bier en glas jenever
- Leeftijdgenootje: oude jenever
- Lefwater: jenever
- Leipie: borrel
- Luitenant: glas bier
- Mussie: borrel
- Neutje: borrel
- Opfrissertje: borrel
- Piereverlakker: borrel (op de nuchtere maag ingenomen)
- Piereverschrikker: borrel (op de nuchtere maag ingenomen)
- Piet-in-’t-hok: brandewijn met suiker en nootmuskaat
- Pikketanisie: borrel
- Pitmop: glas cognac
- Proppie: borrel
- Pijpie: kleinste maat bierflesje
- Recht op en neer: borrel
- Sassepril: borrel
- Slaapmussie: borrel (voor het slapen gaan)
- Spannetje: glas bier met een borrel
- Spatje: borrel
- Stelletje: glas bier met een glaasje jenever
- Taaie: borrel (oude jenever)
- Wippertje: borrel
- Over het IJ kijkertje: (zeer vol) glas jenever
Bron: o.a. Bargoens woordenboek, uitgeverij Thomas Rap 1972.